#85 Mijn boosheid zat vast
'Boos zijn komt niet in jouw woordenboek voor.' zei een collega, van de school waar ik werkte, tegen me. Ze had gelijk. Ik wist helemaal niet wat boos zijn was, ik kende die emotie niet. Altijd als er zich een situatie voordeed waar een ander zich boos zou voelen, haalde ik mijn schouders op en liep ervan weg. Ik ging de confrontatie niet aan.Enerzijds omdat ik niet het vertrouwen had in mezelf om mijn standpunt ook maar enigszins duidelijk te kunnen maken zonder in huilen uit te barsten en anderzijds omdat ik die aandacht niet op mezelf wilde richten. Ik dook veel liever in mijn bubbel en verstopte me voor al het "kwaad". Ik hield altijd rekening met anderen, dat heb ik zo geleerd: 'Wees een ander niet tot last.' Ruzie maken of boos zijn was vervelend voor een ander want ik nam er ruimte mee in en dat was "fout". Als puber wilde ik een keer, 's avonds, met vriendinnen, naar het winkelcentrum. Ik vroeg thuis of dat mocht. Het antwoord was 'nee'. In plaats van het pubergedrag dat je misschien zou verwachten (stennis schoppen of toch gaan) haalde in mijn schouders op en ging terug naar mijn kamer. Ik kroop achter mijn computer en bleef de hele avond boven. Als ik al boosheid voelde, wist ik niet wat ik ermee moest doen, hoe ik het moest uiten. Ik slikte het in en deed of er niets gebeurd was. Ik werd daardoor gezien als een braaf, gehoorzaam meisje met een gladde rug. 'Jij bent zo nuchter en onverschillig' werd er vaak tegen me gezegd. Nu ik mezelf beter ken, weet ik dat ik absoluut niet nuchter en onverschillig ben. Dit was alleen het masker dat ik opzette om mezelf veilig te houden.